Een van mijn hobby’s, en het is trouwens ook mijn werk, is het praten met kinderen, ouders en instructeurs rondom leren paardrijden. Ik stel graag vragen om uit te vinden wat iemand bezighoudt en hoe er wordt gekeken naar een wereld waarin paarden een rol spelen. Een ingewikkelde wereld trouwens. Voor alle partijen. De verschillen in persoonlijke beleving kunnen voor een hoop gedoe zorgen.

Volgens veel instructeurs zijn de verwachtingen van veel ouders bijvoorbeeld huizenhoog en komt het kind daardoor in de knel. Verwachtingen hebben namelijk spanning als bijeffect. Niet echt de bedoeling als je kinderen een ontspannen start en zit wilt meegeven. Ouders geven op hun beurt aan dat het bij sommige instructeurs wel eens mist aan inlevingsvermogen. Paardrijden kan tenslotte hartstikke spannend zijn voor papa en mama. Zeker als je je zoon of dochter graag weer heel mee naar huis neemt.

In het slechtste geval kan het dus voorkomen dat een kind letterlijk tussen twee vuren in zit. En aangezien balans sowieso al een ding is om goed te leren paardrijden, kun je je voorstellen dat sommige kinderen best een klus hebben om het rijden ontspannen onder de knie te krijgen. Ze hebben namelijk aan de ene kant de instructeur die van alles van ze vraagt en aan de andere kant de ouders die, al of niet bewust, allerlei signalen meegeven. En of dat nou trekken of duwen is, maakt eigenlijk niet uit.

Interessant wordt het als je je afvraagt hoe kinderen dit ervaren. Belangrijk is dan wel dat je dit ook letterlijk uitzoekt. Want het gebeurt nog steeds erg vaak dat volwassenen (instructeurs én ouders) denken te weten hoe kinderen iets vinden en zo voor hun beurt praten. Dan wordt de mening van de volwassene plompverloren bij het kind neergelegd zonder dat de kinderen zelf over de situatie iets hebben meegedeeld. Onterechte oordelen liggen dan op de loer.

Twee voorbeelden. Zo kan een instructeur vinden dat jonge ruiters last hebben van ouders die zich vanaf de rand van de bak bemoeien met de les en dingen zeggen tegen hun kinderen. Terwijl een meisje, dat ik heb geïnterviewd over haar paardrijles, vertelde dat haar ouders vaak herhalen wat de instructeur zegt en dat ze dat fijn vindt. Ze hoorde de instructrice namelijk niet altijd. In deze situatie kun je je afvragen of er een snelle conclusie (die ouders moeten zich niet bemoeien met mijn les) wel nodig is.

Een ouder kan ook een valpartij van een kind als enorm heftig ervaren, terwijl dit voor de ruiter wel meevalt. Dit verschil van beleving is mij persoonlijk heel helder geworden toen ik een verhaaltje van mijn dochter las in een oud taalschrift. Daarin omschreef zij bijzonder nuchter haar valpartij. Met als laatste zin: ‘Ik stapte op en reed weg’. Terwijl ik mij tot op de dag van vandaag de schrik in mijn hart nog kan herinneren. Zou ik mijn emotionele oordeel van dat moment (paardrijden is gevaarlijk) op mijn dochter loslaten, dan wordt haar paardrijden toch voorzien van een gespannen randje.

Paardrijden staat bol van deze verschillen in beleving. ‘Je hoeft niet zenuwachtig te zijn hoor’. ‘Galopperen is niet eng’. Of: ‘Dat viel toch wel mee?’ Allemaal goed bedoelde opmerkingen die in de praktijk de verschillen tussen twee personen alleen maar groter maken. Wil je kinderen echt goed begeleiden, dan kun je beginnen met proberen te achterhalen hoe ze iets ervaren. En dat is wezenlijk iets anders dan zelf bedenken hoe ze iets moeten vinden.

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.